We schrijven juli 2007. Aan het woord is Cor Deijkers. Zittend in de schaduw van het huis waarin hij geboren is en nu nog altijd woont, vertelt hij over zijn jeugdjaren in de Kerkstraat te Slootdorp. Als jongste telg van het gezin Deijkers zag hij in 1933 in een van de eerste straten van de Wieringermeer het levenslicht.
Met zes zonen en een dochter waren vader en moeder Deijkers vanuit de Fijnaart in Brabant hoopvol naar de nieuwe polder getrokken. Hier was volop werk, dus een inkomen, bij de Cultuurmaatschappij. In Slootdorp werd hun zevende zoon, Cor, geboren. De kinderen sliepen verdeeld over drie slaapkamers op de eerste verdieping. Daar was ook een badkamertje, zonder warm water weliswaar, maar met een lavet. Vader en moeder hadden beneden, samen met Cor, een slaapvertrek naast de woonkamer. Op de vliering stonden bedden voor de kostgangers, soms wel drie, die allemaal werkten bij “de cultuur”.
Twintig broden per dag
Moeder had de touwtjes strak in handen. Ze zorgde ervoor, dat iedereen op tijd te eten kreeg. De werkers gingen ’s ochtends op pad met ieder een knapzak waarin ze een fles koude thee en stapels boterhammen met reuzel, spek of kaantjes had gestopt. Om precies 12.00 uur was de tafel gedekt voor de schooljeugd en ook voor hen stonden de gesmeerde boterhammen klaar. Al met al konden de Deijkersen en de kostgangers veel aan: wel twintig broden per dag! En moeder sneed alle boterhammen zelf door het brood hoog tegen haar donkere bloemetjesschort te houden en met een scherp mes de plakken eraf te snijden.
Honderd paarden
Boerderijen waren er nog niet in die beginjaren, wel cultuurschuren, zoals bij de Bont aan de Westerterpweg, waar nu (in 2007) Huybregts woont. Vader werkte, net als vele anderen, met de paarden die ingezet werden om het land te ontginnen, het waren er wel honderd. Kwamen ze ’s avonds terug, dan sloeg er altijd wel een paard op hol, dit tot groot vermaak van de jongens die er vanuit de Kerkstraat vrij zicht op hadden.
Nuchter naar de kerk
Op zondag ging de hele club om 07.00 uur naar de vroegmis. Dan was iedereen ook weer op tijd thuis en kon er ontbeten worden. Het was in die tijd nog verplicht om zonder te eten, nuchter, naar de kerk te gaan. Vader en de oudste jongens legden vervolgens een kaartje en ook moeder mocht graag een potje “tachtigen”. De jongsten speelden op het voetbalveld met vriendjes uit de buurt; de jongens van Elfring en Brattinga bijvoorbeeld. In de Kerkstraat woonde de Brabantse familie Deijkers tussen de familie Zuidema uit Friesland en de familie van Dijk uit Groningen. Het viel niet mee om contact te hebben als je elkaars taal niet sprak. Met de komst van de familie Looze, ook uit Brabant, was dat probleem opgelost!
Over fietsen en bijenkasten
Zoals de meeste kinderen in die tijd zat Cor Deijkers (1933) in de klas bij Juffrouw van Harlingen. Tot zijn vreugde was er vlakbij hun huis aan de Kerkstraat een voetbalveld. Daar werd de liefde voor het voetballen aangewakkerd. Zijn oudere broer Rien had meer op met fietsen. Die was dan ook vaak te vinden op de wielerbaan te Hippolytushoef. Vader Deijkers had ook een hobby, hij was imker. Zijn bijenkasten stonden op de groentetuin achter het huis en de honing was erg geliefd als medicijn tegen bijvoorbeeld kinkhoest. Velen kwamen hiervoor aan de deur.
Volk aan de deur
Maar er kwam meer volk langs. Zoals elke zaterdag Leen Hollander, met zijn transportfiets waarop een ronde mand stond vol levende konijnen en kippen die hij overal opkocht. Zijn opvolger was “Nappie”, een konijnenboer uit de Wieringerwaard. En dan waren er vaak mensen aan de deur die zelf hun waren probeerden te slijten. De lekkerste pinda’s kocht je zo bij Nico, de pindachinees. De heer Zwier had manufacturen. Keurig gekleed in zwart jacquet met hoge hoed en wandelstok kwam hij in zijn T-Ford twee keer toeterend de straat in met zijn kleding en stoffen. Vonder Sr. van Wieringen heeft deze handel later overgenomen. Een concurrent die ook in manufacturen deed was Schuiling. Vis werd er gekocht bij visboer de Haan vanuit zijn auto met rolluiken. Een bezienswaardigheid was groenteman Piet Bruin uit Schagerbrug. Zijn groenteauto had geen voorruit en werd getrokken door een paard.
Slootdorp leefde!
Uit Sneek kwam Boonstra met zijn klokken, goud en zilver en naaimachines. Deze naam zou nog decennialang klinken in de polder. De melkboer was Kaptein, bakker Koorn ventte met brood en Rotgans met vlees. Op bestelling kreeg je boodschappen van kruidenier van Oers. Later was dat Wijnand van Leeuwen. Ook de weduwe Meeuwsen, eerst wonend aan de Kerkstraat en later op de Brink, had met haar zonen Kees en Maarten kruideniersartikelen die thuis bezorgd werden. Belangrijk was kolenboer Rozendaal, hij bracht mud zakken kolen naar het hok in het schuurtje. Hij leverde naast kolen voor de kachel ook de petroleum voor de petroleumstellen waar moeder van alles op kookte. Een van de eerste winkels was de zadelmakerij en schoenlapperij van Van Wijk waar meneer Keet je graag aan nieuwe klompenbandjes hielp. Slootdorp leefde en was een prima plek om op te groeien!
Geschreven door Paulien Deijkers – Smit.
Periode: Jaren dertig en veertig
Verteld door: Cor Deijkers
Plaats: Slootdorp