Wieringermeer, 2 juni 2025

Een serie over collaboratie in de Wieringermeer tijdens de Tweede Wereldoorlog. Artikelen verschijnen op onregelmatige basis.


[ Overnemen van informatie op deze pagina is toegestaan MITS u aan bronvermelding doet. Vermeld: auteursnaam, -titel- van het artikel, gepubliceerd op www.wieringermeer.nl. Vermeld datum/tijd waarop u deze pagina heeft bezocht. ] 


Onderzoek en tekst: Jan de Roos. Dit artikel verscheen eerder in Kolhorn 1940-1945. Bezetting, collaboratie en verzet in 19 portretten, 2023. Historische Vereniging Kolhorn en Uitgeverij Noord-Holland

Jan Saal (1900-1980)

Jan Saal. Collectie Beeldbank WO2.

Jan Saal werd geboren in Nieuwe Niedorp op 30 mei 1900. Zijn ouders, Pieter Saal en Grietje Otter, verhuisden in 1917 naar Wieringerwaard, waar ze een boerderij hadden aan de Barsingerweg B15, later B11. Jan was de oudste in het gezin, dat verder bestond uit Nelly, Aris, Catharina en Nico. Nadat hij de ULO had afgemaakt, hielp Jan als 15-jarige mee op de boerderij van zijn ouders. Hij volgde de Rijkslandbouwwinterschool in Schagen.

Na zijn huwelijk met Trijntje Vethman in 1924 ging Jan werken als landarbeider op een akkerbouwbedrijf van 28 ha in Winkel, waar hij na vier jaar de leiding kreeg. Hij pachtte het van zijn schoonmoeder. Omdat het slecht ging in de akkerbouw pachtte Jan ook nog een bedrijf van 36 ha aan de Waardpolderhoofdweg , dat zich toelegde op de teelt van bloembollen en zaaizaad- en pootgoed.


Zaaizaadtelersvereniging ZWG

Jan Saal was actief in de in 1919 opgerichte coöperatieve Zaaizaadtelersvereniging Waard en Groet (ZWG). Pieter Blaauboer was daarvan secretaris-directeur. De vereniging vergaderde in Kolhorn in café De Roode Leeuw van C. Droog Azn. In maart 1939 bestond de vereniging twintig jaar. Bestuursleden Jan Saal en Piet Kistemaker regelden op 1 maart 1939 een tweedaags uitstapje naar Amsterdam, ook de dames gingen mee.

Secretaris Pieter Blaauboer noteerde in het notulenboek: ‘Dat wij een paar mooie dagen zullen mogen hebben wat zal bijdragen tot versterking van de band van de leden der ZWG en tot meerdere bloei van onze vereniging’. In juli 1939 kwam de algemene vergadering van de ZWG bijeen op de boerderij van Saal in de Waardpolder waar de proefvelden op zijn akkers werden bekeken.

Maart 1939, tijdens een uitje in Amsterdam. Links vooraan Jan en Trijntje Saal, rechts vooraan zijn politieke tegenstrever Pieter en Alida Blaauboer. Fotopersbureau HENO.

Propaganda

In 1933 bundelden vijf provinciale boerenbonden, waaronder de Hollandse Boerenbond, hun krachten in een nieuwe organisatie: de Nationale Bond Landbouw en Maatschappij. Doel was het behartigen van de belangen van de boerenstand. Jan Saal werd provinciaal bestuurslid voor Noord-Holland. Ook was hij voorzitter van de afdeling Wieringerwaard van Landbouw en Maatschappij.


In 1935 werd Saal lid van Provinciale Staten voor de NSB, waar hij zich eind 1933 – net als zijn jongere broer Aris – bij had aangesloten. Op een foto uit 1936 is te zien dat Jan Saal samen met anderen in Schagen propaganda maakt voor het partijweekblad Volk en Vaderland. De NSB maakte zich sterk voor verbetering van de positie van de boeren, en dat trok Jan Saal aan. Hij werd raadsman van de Agrarische Dienst van de NSB voor Noord-Holland.

De NSB had in Wieringerwaard een sterke positie. Bij de Statenverkiezingen van 1939 kreeg de NSB hier 53 stemmen. Dat was 8,3 procent van het totale aantal uitgebrachte stemmen. Daarmee scoorde Musserts beweging in Wieringerwaard het hoogst van alle gemeenten in de Noordkop. Het stemmenpercentage was tweemaal zo hoog als het landelijke gemiddelde (3,94 procent) en ook aanzienlijk beter dan het Noord-Hollandse gemiddelde (5,13 procent).

Volgens Jan T. Bremer, de geschiedschrijver van de Wieringerwaard, had het goede resultaat te maken met de invloed en bekendheid van Jan Saal. Onderlinge verwantschap van de boeren in de Wieringerwaard speelde ook een rol. Hier ging een zekere ‘groepsdwang’ van uit. Kerk en vakbeweging, die zich fel keerden tegen de nationaalsocialisten, hadden hier minder greep op de kiezers dan elders.


Aantrekkingskracht NSB

Verkiezingsposter NSB. Collectie NIOD.

De aantrekkingskracht van de NSB was onder boeren groot, want deze beweging maakte zich sterk voor de boerenstand en die sterk te lijden had van de economische crisis.

Het landbouwprogramma van de nationaalsocialisten was grotendeels geënt op dat van Landbouw en Maatschappij. De standsorganisatie verklaarde op een gegeven moment zelfs dat ‘ál wat de NSB nastreeft onze volle instemming heeft.’ Voor de NSB gold de boer ‘als de meest zuivere representant van ons volk’, aldus Edwin Klijn en Robin te Slaa in hun standaardwerk over de geschiedenis van de NSB.

Medio juli 1940, twee maanden na de Duitse inval in ons land, werd de Agrarische Dienst van de NSB omgezet in het Nederlandse Boerenfront (NBF). Voorzitter was de uit Oostenrijk afkomstige Kolhorner Norbert Donaberger.
Jan Saal erkende dat het NBF ‘de nieuwe tijd’ was toegedaan, waarmee hij doelde op de nationaalsocialistische maatschappijordening. Op een vergadering bij C. Droog in Kolhorn gaf hij daar duidelijk blijk van: ‘Niemand anders dan de NSB zal hier straks in Nederland regeren, Naast de NSB (los daarvan) zal het Boerenfront de organisatie van den Boerenstand zijn.’

Een maand na de oprichting telde het NBF in Noord-Holland al elf afdelingen met in totaal meer dan duizend leden. Het ging niet alleen om boeren maar om iedereen die bij de voedselproductie en -voorziening betrokken was, dus ook bijvoorbeeld slagers, bakkers en melkslijters. Deze organisatievorm weerspiegelde het corporatistische idee van maatschappelijke ordening. ‘Zoo zullen in de toekomst niet de beste politieke praters doch de meest deskundigen uit de verschillende vakgroepen de leiding krijgen.’ Wat het NBF betreft was het streven ‘Boerenland in Boerenhand’, aldus Saal, ‘waardoor de boer de eigenaar van zijn erf en bodem moet worden en dit voor zijn nageslacht bewaard moet blijven.’ We zien hier al een verwijzing naar het nationaalsocialistische idee van ‘Blut und Boden’. Oftewel het boerendom als ‘de bloed- en krachtbron van ons volk’, zoals de NSB’er Henk Woudenberg het in 1938 in de Tweede Kamer had gezegd.


Burgemeester Daniël Kaan.

 Gearresteerd

Net als zijn jongere broer Aris werd ook Jan Saal in de meidagen van 1940 gearresteerd. Burgemeester Daan Kaan van Wieringerwaard moest politiek onbetrouwbare elementen die de Duitsers mogelijk te hulp zouden komen, laten aanhouden.

Dijkgraaf C. Haringhuizen, werkleider P. Visser van het Joods Werkdorp en schoolhoofd S. Sieswerda hadden er echter geen vertrouwen in dat de NSB-burgemeester Kaan dit zou doen. Zij vormden daarom een comité dat hiervoor desnoods zelf zou zorgen.

Dit leidde op het gemeentehuis van Wieringerwaard tot een felle woordenwisseling, waarbij veldwachter Jan Samplonius zelfs dreigde de comitéleden neer te schieten ‘wanneer het gezag de burgemeester werd ontnomen.’ Volgens Jan Saal was het aan Samplonius en aan Kaan te danken dat de situatie niet uit de hand liep. Besloten werd dat er in ieder geval geen vrouwen van NSB’ers zouden worden opgepakt. Saal zelf werd met enkele anderen overgebracht naar Fort Erfprins in Den Helder. Na de capitulatie op 15 mei 1940 werden zij weer vrijgelaten.


Ook Trijntje en familieleden bij de NSB

Inmiddels was ook Trijntje Saal-Vethman, de vrouw van Jan Saal, kort na het begin van de Duitse bezetting ook lid van de NSB geworden. ‘De partijvlag werd uit mijn woning gehangen bij den verjaardag van Mussert’, verklaarde ze na de oorlog. Jan en Trijntje Saal gaven in 1941 hun 14-jarige dochter Gretha op als lid van de Nationale Jeugdstorm (NJS), de jongerenbeweging van de NSB. Dat gebeurde kort na het overlijden van hun zoon Dick, die maar 15 jaar oud werd.

Ook aangetrouwde familieleden waren ‘fout’, zoals zwager Wouter Slob. Hij was in de oorlog commandant van de Landwacht (een soort hulppolitie van de Duitsers) voor Noord-Holland en Utrecht. Banleider Slob was ‘inspecteur der bereden WA’ en schreef onder meer in De Zwarte Soldaat, het blad van de WA. Daarin bepleitte hij militarisering van de ruitersport naar Duits voorbeeld.

Goede vrouw

Volgens Pieter Blaauboer, die na de bevrijding burgemeester werd van gemeente Barsingerhorn, was Trijntje Saal-Vethman een goede vrouw die echter geheel onder invloed van haar man stond. Blaauboer kon dat weten want hij was zowel in de Wieringermeer als in de Waardpolder de buurboer van de familie Saal. De kavels van Blaauboer aan de Waardweg (B10 en 11) grensden aan die van Jan Saal (B7, 8 en 9).


 

Pachter in de Wieringermeer

Net als zijn broer Aris was Jan Saal sinds 1 november 1938 pachter in de Wieringermeer. Zijn kavels B7-9 in de Wieringermeer lagen van oost naar west gezien precies in het verlengde van zijn pachtkavel 16 aan de Waardpolderhoofdweg. Het Waardkanaal lag ertussen.

Zijn tweede en derde kavel (nrs. 1 en 2) lagen, eveneens met alleen het Waardkanaal als afscheiding, recht tegenover de gepachte kavels van Stichting Joodse Arbeid bij Nieuwesluis.

Jan Saal pachtte deze drie kavels van zijn schoonfamilie (de weduwe D. Vethman). Hij had samen met Kater sr. van 1942 tot 1970 ook een grote fruittuin op de Corneliahoeve aan de Wieringerwaardweg.

 


Snelle carrière

Tijdens de bezetting maakte Jan Saal snel carrière. Hij onderhield ook contacten met NSB-kopstuk Meinoud Rost van Tonningen. Op 25 juli 1940 schreef hij Rost de volgende brief:

Kameraad, Naar aanleiding van ons telefoongesprek betreffende uw reis naar Schagen zaterdagavond a.s. doe ik u het voorstel zaterdag in den loop van den middag bij mij te koomen eten, of na afloop van de vergadering bij mij te overnachten. (…) Met Nat.Soc. groet, Hou-Zee! J. Saal. Of Rost van Tonningen gebruik heeft gemaakt van het aanbod, is niet bekend.

Commissaris der Provincie Jan Backer

Zomer 1941 benoemde Rijkscommissaris Arthur Seyss-Inquart Jan Saal, in strijd met de Provinciewet, tot gedeputeerde van Noord-Holland als opvolger van de plotseling overleden Jan Bomans. Provinciale Staten werden een paar maanden later door de bezetter opgedoekt. De bestuursraden, zoals de gedeputeerden voortaan werden aangeduid, waren adviseurs van de Commissaris der Provincie, mr. Albert Johan Backer. Die was eind 1941 zelf ook NSB-lid geworden.

Backer stond alleen aan het hoofd van de provincie, conform het leidersbeginsel van de nationaalsocialisten. Jan Saal en de andere bestuursraden benoemden zoveel mogelijk NSB’ers als ambtenaar bij de provincie. Saal werd lid van de Nederlands-Duitse Kultuurgemeenschap, die ijverde voor betere betrekkingen tussen beide ‘broedervolken’, en meldde zich aan als begunstigend lid van de SS.

Boerenleider van de Landstand

Jan Saal spreekt in 1942 in Amsterdam. Beeldbank WO2.

In februari 1942 werd Jan Saal in aanwezigheid van Duitse autoriteiten door Roskam in Alkmaar geïnstalleerd tot provinciaal Boerenleider van de Landstand. De vertegenwoordiger van Seyss-Inquart, Walter Unger, onderstreepte op de bijeenkomst het belang van de boerenstand: ‘De Führer immers heeft reeds gezegd dat de grondslag voor ieder Germaansch volk het boerendom is.’ Saal zelf zei dat ‘de Führer van het Duitse Rijk en straks van alle Germaansche volken het goed met ons voor heeft. Dat bleek volgens hem uit het feit dat de Nederlandse boeren ‘wanneer ze twee maal 24 uur reizen van moeders pappot durven gaan’ als ‘Oostboer’ de door Duitsland bezette gebieden in Oost-Europa mochten gaan koloniseren.

Eind november 1941 was het eerste contingent van 100 Nederlandse boeren vanuit Oldenzaal naar het ‘Oostland’ vertrokken. Daaronder behalve Groningers, Friezen, Brabanders en Zeeuwen ook boerenarbeiders uit de Wieringermeer. ‘Reife, erfahrene Männer und tatendurstige Jungbauern sind unter ihnen; der älteste ist 53, der jüngste 19 Jahre alt’, aldus een enthousiast artikel in de Deutsche Zeitung in den Niederlanden. Begin januari 1942 zou er nog een contingent van 400 kolonisten naar het Oosten vertrekken, zo kondigde de spreekbuis van de bezetter aan.

In mei 1943 werd opnieuw ‘de gelegenheid opengesteld voor iederen jongen en voor ieder meisje van veertien tot achttien jaar om zich te melden voor den Germaanschen Landdienst. De jongens en meisjes worden ondergebracht in kampen, die geheel onder Nederlandschen leiding staan en ontvangen een zakgeld van negen tot twintig Rijksmark per maand. Voor den jongen bestaat de gelegenheid zich later als zelfstandige boer te vestigen in de Oostgebieden.’


Emigrant Pieter van der Male

Het waren overigens niet alleen boeren die werden ingezet, ook gewone landarbeiders, baggeraars, bouwvakkers en turfstekers. Een voorbeeld hiervan is Pieter van der Male. Hij woonde samen met zijn vrouw en dochtertje aan de Strook bij Kolhorn. Pieter was landarbeider. Hij werkte aanvankelijk in de Oekraïne. Najaar 1943 verlegde Duitsland de aandacht naar de Baltische staten, de Nederlandse emigranten trokken mee.

Van de Male werkte voor het staatsbedrijf Lipizno. Op 15 maart 1944 was Pieter toe aan verlof. Samen met kameraad P. Verdürmen was hij op weg naar het treinstation Roszanka, nabij het Russische Dluga. Daar werden ze volgens het verslag van het NOC ‘door partisanen beschoten . Van de Male, 32 jaar oud, was op slag dood. Hij werd in april 1944 in de regio begraven. Het Haagse kantoor van de NOC kreeg de opdracht om de weduwe in te lichten.


Geen succes

Vanuit het ‘gouwhuis’ in Alkmaar gaf provinciaal Boerenleider Jan Saal leiding aan de dorps- en buurtboerenleiders. De organisatie telde al snel zo’n duizend actieve medewerkers. Propaganda speelde van meet af aan een belangrijke rol. Jan Saal ontpopte zich als een onvermoeibaar pleitbezorger voor het nationaalsocialisme. Hij hield overal spreekbeurten en wist veel boeren tot het lidmaatschap van de NSB te bewegen. Saal gebruikte ook de radio om propaganda de maken voor de dorpsboerenraden.

Dorpsboerenleiders

In de zomer van 1942 waren er al meer dan 100 dorpsboerenleiders in Noord-Holland. Om er enkele te noemen: Aris Saal (Wieringermeer), J. Zijp Jz. (Nieuwe Niedorp), S. Koorn (Wieringen) en Joh. Parlevliet (Texel). Eind september 1942 werd in de muziektuin in de Alkmaarder Hout een grote bijeenkomst met zang, muziek en dans gehouden. Roskam en Saal traden op als sprekers.

Alkmaar 1942. Bijeenkomst van de Landstand. Jan Saal zit op de onderste rij mannen, 2e van rechts. Voor hem zit Trijntje. Links van Jan Saal zit Evert Roskam, zijn echtgenote zit voor hem.

Corruptieschandalen bij de Landstand

In mei 1943 werd Saal plaatsvervangend leider van de Nederlandse Landstand. Maar ondanks alle inspanningen werd de Landstand geen succes. Veel boeren betaalden geen contributie, 44 procent weigerde te betalen. Keer op keer deden zich bij de Landstand corruptieschandalen voor. Roskam moest als gevolg daarvan ontslag nemen, Saal volgde hem op en bleef aan tot de zomer van 1944.

Na Dolle Dinsdag (5 september 1944) was van de Landstand net als van de NSB bijna niets meer over. De verhouding tussen Saal en Rost van Tonningen was inmiddels bekoeld. Voorjaar 1944 schreef Rost enkele brieven aan politiechef Rauter waarin hij schreef dat Mussert een verkeerde keuze had gemaakt door Roskam en Saal te benoemen tot Boerenleiders. Wat precies het bezwaar van Rost tegen Saal was, blijkt niet uit de correspondentie.

NSB krijgt ‘natte broek’

Veel mensen waren niet gediend van de NSB en lieten dat soms ook duidelijk merken. In het najaar van 1943 stond de bekende NSB-propagandist Max Blokzijl stil bij de sterk afkalvende aanhang van de NSB, die in korte tijd duizenden leden verloor. ‘Eerst ging het met ons ledental prachtig en nu ineens krijgen velen een natte broek’, aldus Blokzijl. Waarop het Kolhornse verzet een advertentie plaatste in het Dagblad voor Noord-Holland.

Daarin heette het dat J. Daelmans in Kolhorn een ‘NV Drogerij gespecialiseerd om natte broeken te drogen’ had opgericht. Daelmans was een bekende NSB’er. Als straf voor deze grap werd hij ruim een maand opgesloten in kamp Vught. Op 10 februari 1944 werd Daelmans wegens ziekte vrijgelaten.

 


Joods werkdorp Wieringermeer

We keren terug naar voorjaar 1941. In deze tijd bracht Jan Saal samen met Evert Jan Roskamp, toen nog leider van het Boerenfront van de NSB, en met enkele Duitsers een bezoek aan het Joods werkdorp Nieuwesluis in de Wieringermeer. Dat bood sinds 1934 een veilige plek aan honderden Joodse jongeren die het naziregime waren ontvlucht.

Musserts NSB voerde fel campagne tegen dit ‘koekoeksei in de Wieringermeer.’ Al bij de start van het werkdorp schreef Volk en Vaderland: ‘Wij krijgen daar een marxistisch centrum, dat een broeinest van volksvergiftiging in de streek zal worden.’ Joods stond voor de nationaalsocialisten ongeveer gelijk aan marxisme en communisme. De NSB was sinds de tweede helft van de jaren dertig behalve sterk pro-Duits ook door en door antisemitisch. Wekelijks stonden er felle anti-Joodse artikelen in het partijblad.

In juni 1940 schreef Jan Saal een – overigens niet geplaatste – brief aan Volk en Vaderland met als titel ‘Een terreurorganisatie in de Wieringerwaard.’ Hij hekelde daarin de ‘emigrantenkolonie’ van Joden en ander ‘duister uitschot’. Het ergerde hem dat zij boerenland in de Wieringermeer ‘bezet’ hielden.

Saillant detail: NSB’er Jan Saal was een buurman van het Joodse Werkdorp, en dat heeft waarschijnlijk zijn kijk daarop beïnvloed. Bij zijn bezoek zei Saal, zoals hij na de oorlog toegaf, dat het hem ‘niet ongevallig zou zijn dat de Joden uit de Wieringermeer verwijderd zouden worden.’ De aanwezigheid van deze ‘buitenlanders’ ging volgens Saal ten koste van de Nederlandse boeren. De mannen en vrouwen van het werkdorp gedroegen zich naar zijn mening bovendien als ‘duister tuig’ door op zondag in het bijzijn van kinderen op ‘onbehoorlijke wijze’ zonnebaden te nemen en te zwemmen in het Waardkanaal. Brugwachter Liefhebber zou volgens Saal langs de kant van het kanaal tussen het riet voorbehoedmiddelen hebben aangetroffen. Saal vond dat de Joden uit de Wieringermeer moesten worden verwijderd. Het liefst wilde hij van het kamp een NSB-opleidingsinstituut maken.

Omsingeld en ontruimd

RAA-FO3020011. Gedwongen ontruiming op 20 maart 1941 was de gedwongen ontruiming van het Joods Werkdorp “Nieuwe Sluis” onder persoonlijke leiding van de beruchte SS-chef Lages. v.l.n.r. (vermoedelijk) Claus Barbie, Jan Saal* (Functionaris Nederlands Agrarisch Front), Mr. A.J. Backer (Commissaris van Noord-Holland NSB), Willie Lages (SS-chef).

Op 20 maart 1941 werd het werkdorp door de Duitsers onder leiding van de beruchte SD-chef Willy Lages omsingeld en ontruimd. Een foto laat de aankomst zien van Lages, die wordt begroet door provinciecommissaris Backer en Jan Saal. Aan de actie namen Duitse soldaten deel die met autobussen uit Amsterdam waren gearriveerd. Werkleider Van Kemmeren wist te bereiken dat 56 werkdorpers mochten blijven, de overige 180 jonge mannen en 45 vrouwen werden afgevoerd naar Amsterdam. Vele Werkdorpers kwamen uiteindelijk in een concentratiekamp terecht, zeker 190 van hen kwamen daar om het leven. De 56 werkdorpers die waren gebleven, doken in de zomer van 1941 onder, maar 33 van hen zouden de oorlog niet overleven. Ook één van de twee nog zeer jonge kinderen die mochten blijven, kwam later om het leven.

Of de houding van Saal de ontruiming in de hand werkte, is niet duidelijk. Zelf ontkende hij dat na de oorlog. Hij zei ook niet te hebben geweten wat de gevolgen voor de Joden zouden zijn. Abel Herzberg, tot de ontruiming directeur van het werkdorp, verklaarde later dat niet alleen Jan Saal maar ook Daan Kaan, burgemeester van Wieringerwaard, het werkdorp weg wilde hebben. ‘Dat kamp lag namelijk vlakbij diens gemeente.’


Verrijking ten koste van Joden

Saal schroomde niet zich tijdens de bezetting te verrijken ten koste van Joden. In 1943 kocht hij in Den Haag een blok van zes huizen voor ƒ 30.000 (tegenwaarde nu: ruim €400.000). ‘Bij de overdracht kreeg ik papieren in mijn bezit, waaruit mij bleek dat de percelen hadden toebehoord aan wijlen een mevrouw die volgens mijn idee wel een Joodse naam had.’ Saal verhuurde de huizen en streek de huurpenningen op.

Duidelijk is dat Jan Saal het niet had op Joden. In brieven beklaagde hij zich over hen en over ‘vrijmetselaars en terreurzaaiers’. Dat laatste sloeg niet op de Duitsers maar vermoedelijk op de deelnemers aan de meistaking van 1943 in de Wieringermeer en elders, een protest tegen het terugvoeren van Nederlandse militairen in krijgsgevangenschap. Jan Saal moest van die protesten niets hebben. Tegen provinciecommissaris Backer zei hij dat de staking de kop moest worden ingedrukt en aan Duitse militairen gaf hij aanwijzingen om de stakers op te kunnen pakken.


Pieter Blaauboer, circa 1943. Privécollectie.

Eén van de slachtoffers van het optreden tegen de stakers was Pieter Blaauboer, die in kamp Vught terecht kwam. Hij heeft daar vastgezeten van 20 mei tot 2 oktober 1943.

De gevangenneming van Blaauboer betekende dat de ZWG zonder directeur-secretaris kwam te zitten. Op de algemene ledenvergadering van 5 juni 1943 werd melding gemaakt van Blaauboers arrestatie door de Duitse autoriteiten. ZWG-lid P. Kistemaker stelde voor actie te ondernemen voor zijn vrijlating, maar voorzitter J. Kistemaker vond het daarvoor te vroeg. ‘Na wat heen en weer gepraat werd besloten, dat de voorzitter een schrijven op zou maken en dit bij de leden ter ondertekening zou laten circuleren. Wat dan ook door de met den directeur sympathiserende groep der vereniging is ondertekend.’

Niet alle leden tekenden de petitie. Bestuurslid Jan Saal bijvoorbeeld voelde er niets voor. Volgens hem zou het misschien wel helpen ‘zich in verbinding te stellen met de Zekerheidspolitie in de Euterpestraat te Amsterdam’, waarmee hij doelde op het kantoor van de beruchte Sicherheitspolizei. ‘Dit zal worden geprobeerd’, aldus het notulenboek.

Intussen treedt Albert Vis, een NSB’er, op als waarnemend-directeur. Al snel legt hij zijn functie neer, waarna Margaretha (Gre) Blaauboer, de dochter van Pieter Blaauboer, tijdelijk in de voetsporen van haar vader treedt. Eind november 1943 kan aan de leden worden gemeld dat Blaauboer weer op vrije voeten is. In de bestuursvergadering en in de algemene ledenvergadering wordt hij van harte welkom geheten. Saal is daarbij niet aanwezig.


Gedetineerd en berecht

Na de bevrijding werden Jan Saal en zijn vrouw Trijntje gearresteerd en in afwachting van hun berechting gedetineerd. Ook werd beslag gelegd op hun bezittingen en vermogen. Trijntje moest voor het Tribunaal in Alkmaar verschijnen. Van haar vermogen, geschat op ƒ 40.000 (=ca. €200.000 nu), werd ƒ 6.000 (€ 30.000) verbeurdverklaard. Trijntje Saal werd op 15 juni 1946 vrijgelaten.

Ook haar schoonvader Pieter Saal werd gearresteerd. Hij zat tot februari 1946 in Hoorn vast en kreeg een boete van ƒ 500. Pieter zou in 1953 op 81-jarige leeftijd in Barsingerhorn overlijden.

Jan Saal werd als ‘zwaar geval’ berecht door het Bijzonder Gerechtshof in Amsterdam. Tijdens de rechtszitting zei hij het politieke karakter van zijn werkzaamheden niet te hebben onderkend, wat nogal ongeloofwaardig is. Provinciaal griffier mr. M. A. Stufkens vond Saal niet intelligent en een man met beperkte capaciteiten die weinig initiatief toonde.

Jan Saal met zijn verdediger mr. De Hoogh in 1948. Foto Nationaal Archief.

Er waren ook mensen die het in schriftelijke verklaringen voor de verdachte opnamen. Pastoor J. Langendijk van Wieringermeer bijvoorbeeld noemde Jan Saal en zijn broer Aris ‘prachtmensen’ en ‘idealisten’. Anderen getuigden dat ze van Saal voedsel hadden gekregen waardoor ze de oorlogstijd doorkwamen. De in 1924 geboren Piet Keuris zei over Saal: ‘Hij was natuurlijk verkeerd, maar als mens heeft hij zich zeker gedragen.’ En volgens Jan T. Bremer was Saal ‘een intelligente man, die niet de criminele inslag had die je vaak bij NSB’ers aantreft.’

Jan Saal hoorde zeven jaar gevangenisstraf tegen zich eisen omdat hij door zijn werk bij de provincie en voor de Nederlandse Landstand hulp verleend had aan de vijand. Het Hof maakte er vijf jaar van. Saal verloor ook voor tien jaar zijn kiesrecht en het recht om ambten te bekleden. Toch oordeelden volgens Sicco Mansholt, die zelf ook boerde in de Wieringermeer, veel boeren mild tot positief over Saal, aldus Jaap Kerkhoven in zijn boek over de geschiedenis van Kolhorn. Jan Saal en zijn familie hadden wel last van het ‘foute’ oorlogsverleden in de zin dat het op de achtergrond altijd aanwezig was.

Na hun vrijlating bleven Jan en Trijntje Saal wonen in gemeente Barsingerhorn en Jan bleef als boer actief. Op een foto uit 1962 zien we hem bezig met het verweiden van koeien. Omdat hij toen niet meer zo goed kon lopen, deed hij dat vanaf de tractor.

1962, Jan Saal op tractor. Particuliere collectie.

>>>> TERUG naar serie collaboratie.

Bronnen
Bronnen zijn op aanvraag verkrijgbaar bij auteur Jan de Roos.

Contact
Per e-mail: anitablijdorp@gmail.com


[ Overnemen van informatie op deze pagina is toegestaan MITS u aan bronvermelding doet. Vermeld: auteursnaam, -titel- van het artikel, gepubliceerd op www.wieringermeer.nl. Vermeld datum/tijd waarop u deze pagina heeft bezocht. ]