De heer P.S. Teeling heeft voor het Westfries Genootschap onderzoek gedaan naar de naamgeving in de Wieringermeer. De commissie die zich hiermee bezighield heeft zich, zo schrijft hij, laten leiden door gegevens uit vroegere eeuwen. Een voorbeeld hiervan is het Wagenpad.
Na de grote overstroming liep op deze plaats een vaargeul waar het scheepvaartverkeer tussen Friesland en Noord-Holland gebruik van maakte. Deze naam is dus behouden gebleven. Dat is ook het geval met de vaargeulen die destijds naar het Amsteldiep liepen, dat waren de Sloot, het Ulkediep en het Molendiep. De zandplaat die hier tussen lag heette de Kooltuinen. Een andere zandplaat in die buurt was de Schelpenbol. Dan was er nog de Oude Seughe, de Robbenplaat en Ome Kees. Hierop kwamen regelmatig schepen vast te liggen en enkelen zijn inderdaad teruggevonden, wat onder andere het geval was bij de Praamweg. Ook begrippen die met deze streek te maken hadden komen we in de namen van de wegen tegen, zoals Klief, Wier, Kwel, maar ook Scherven en Cultuur.
Wegen die genoemd zijn naar recentere gebeurtenissen zijn Sluitgatweg, die naam spreekt voor zich, en de Dolfijnweg. Tijdens de drooglegging schijnen hier bruinvissen gesignaleerd te zijn, die maar moeilijk weg te krijgen waren.
Veel wegen zijn vernoemd naar de plaatsen waar zij naar toe leiden of naast liggen, zoals de Groet- en Waardweg, al komt de Hoornseweg inmiddels niet meer bij Hoorn uit. De Ooster- en Westerterpweg liggen aan weerszijden van de terp, maar de Ooster- en Westermiddenmeerweg liggen, in tegenstelling tot wat je dan verwacht, niet aan weerszijden van Middenmeer. Beide wegen liggen ten oosten van Middenmeer, maar de Oostermiddenmeerweg ligt oostelijk van de Westermiddenmeerweg. Ja, die wegen, daar is over nagedacht, al begrijp ik dan weer niet waar de Tussenweg en de Verbindingsweg uit voortkomen, immers alle wegen liggen ergens tussen en verbinden twee punten met elkaar.
Lenie Visser-Geers.
Aanbesteding wegaanleg uit de krant ’t Vaderland van woensdag 09-05-1934