‘Op een foto van eind jaren vijftig stond mijn vader (Geers) in een diepe voor, zo diep dat hij niet over de rand kon kijken. Een deel van zijn land werd diepgeploegd, maar liefst 1.80 meter diep. Hoe ging dat diepploegen in zijn werk? Ik vraag dat aan Krijn Hanse, want die weet daar meer van te vertellen.’
Dikke laag zand
Krijn kwam in 1932 met zijn ouders vanuit Zeeland als een van de eerste bewoners naar de Havenstraat in Middenmeer. In 1950 kwam hij in dienst bij het loonploeg- en ontginningsbedrijf van Martinus van Damme en werkte daar, met een onderbreking van een jaar, tot begin van de jaren tachtig.
In de pas drooggevallen polder bleek op verschillende plaatsen de bovenlaag uit zand te bestaan, terwijl dieper een vruchtbare kleilaag aanwezig was. Deze laag lag te diep om met een gewone ploeg boven te halen. Van Damme vond na enig experimenteren hiervoor een oplossing. Hij ontwikkelde, samen met Harmsen, die bij machinewerkplaats Hoekenga en Zonen werkte, een ploeg die zo diep ging dat de klei naar boven gehaald kon worden.
Deze ploeg moest wel getrokken worden door twee, drie en soms wel vier tractoren. De ploeg door een laag zand trekken eist heel veel kracht. Van Damme had tractoren (Caterpillars) van 60, 80 en 100 pk. De ploeg zat aan de achterste tractor, de tractor met de minste trekkracht. Daarvoor stond een sterkere tractor, die er met een enorm dikke ketting mee verbonden was. Hiervoor stond, afhankelijk van de omstandigheden, vaak nog een derde en soms een vierde tractor. Ook weer met een dikke ketting aan elkaar verbonden.
Voor de bestuurders van de tractoren was het zaak om de ketting strak te houden en goed op elkaar te letten bij het optrekken. Als er vanuit een sloot gestart kon worden zaten ze al gelijk op een bepaalde diepte. Was er geen sloot dan moest de ploeg van voren iets naar beneden gekanteld worden en zo de diepte ingetrokken worden. Aan het eind moest de ploeg van voren weer iets omhoog gehaald worden om weer boven te komen. Het kwam ook wel voor dat er voor het ploegen eerst een halve meter grond verwijderd werd. Zo kon er tot een diepte van 2.20 meter geploegd worden. In het voorjaar moest de geploegde grond dan weer worden vlakgesleept zodat de boeren er weer aan het werk konden.
In weer en wind
Heel anders dan tegenwoordig zaten de bestuurders op tractoren zonder overkapping wat heel vaak een nat pak opleverde; het werk moest doorgaan. Ook van gehoorbescherming hadden ze toen nog niet gehoord. Het verbaast Krijn dat hij nog zo goed hoort!
Dat diepploegen gebeurde niet alleen in de Wieringermeer. Van Damme werkte door het hele land en de werknemers werden dan in kosthuizen ondergebracht, wat niet altijd even gezellig was. In de vakanties ging dan het gezin op een camping in de buurt staan en kon pa gezellig met vrouw en kinderen meekamperen na zijn dagelijkse werk. Was het diepploegen in die jaren een succes, tegenwoordig wordt daar anders over gedacht. Veel boeren zijn overgegaan op de bollenteelt en daarvoor is juist weer zandgrond nodig. We weten nu waar die ligt: op een diepte van een-meter-tachtig.
Geschreven door: Lenie Visser-Geers.
Periode: 1950 – 1980.
Verteld door: Krijn Hanse
Plaats: De zandgronden in de Wieringermeer