Periode: 1965-1970
Verteld door: Petra Kuperus-Glas
Plaats: Wieringerwerf
Inleiding: Ik heb de koningin van dichtbij gezien! Onze Movavedo!
Mijn buurmeisje zat bij de padvinderij, ze droeg een donkerblauwe rok met een lichtblauwe blouse. In de rok stak een donkerbruine riem met voorop een klaverblad. Over de blouse droeg ze een wit fluitenkoord. En op haar hoofd had ze een donkerblauwe pet met en soort insigne op de zijkant. Ook op de zijkant van de mouwen waren insignes bevestigd. Allemaal waren ze verschillend.
Ze vertelde stoere verhalen over wat ze er zoal deden. Elke zaterdagmiddag kwamen ze tussen 2 en 4 uur bij elkaar in een soort blokhut in het bos aan de Oom Keesweg, vlak bij de DWOW velden. Ze kregen ook een soort kaart waarop je kon aantekenen wat je had geleerd; een eisenkaart. Dat kon de padvinderswet zijn of een lied of EHBO- onderdelen, noem maar op. En vaak deden ze een speurtocht in het bos en? ze gingen kamperen!
Ik heb mijn moeder de oren van haar hoofd gezeurd. Ik wilde ook bij de padvinderij!
De dag kwam. Het mocht! Ik was elf jaar. In de tweede week van mei 1965 ging ik voor de eerste keer met Romy mee. Mijn oudste zussen waren nog in het gebouwtje tussen de RK kerk en de pastorie kabouter geweest bij de katholieke tak van de padvinderij. Die was inmiddels opgeheven. Het was best revolutionair dat ik als katholiek bij de junioren mocht. In ieder geval voor mijn ouders! We werden junioren genoemd. De katholieken heetten in die leeftijdscategorie ‘gidsen’. Bep Siderius en Corrie Kuiper waren onze leidsters. Later werd dat Boukje Rolsma. Ik mocht al snel hulpleidster worden. De groep werd onderverdeeld in rondes. Ik zat bij de I Ben Lari ronde. De andere ronde was de Vliegende Fakir.
Vol verve werkte ik aan mijn eisenkaart. Ik leerde de wet, het Padvinderssaluut, waar en wanneer ik mijn uniform behoorde te dragen, en een fluitenkoord vlechten. Ik leerde alles over de rondenaam, ronde roep en rondelied. Ik heb nog een eisenkaart.
Als de eisenkaart vol was mocht je ge?nstalleerd worden. En dat gebeurde bij mij op
12 maart 1966! Wat was ik blij. Daarna mocht ik verder met mijn eisenkaart tweede klasse.
Die heb ik uiteindelijk nooit vol gekregen. Op dit exemplaar zie ik dat ik enkele onderdelen
zelf heb afgetekend met mijn leidstersnaam Edadi. (Eerst de ander dan ik) Er werd van alles
voor ons georganiseerd. We deden mee aan een actie voor de ‘blauwe vogels’. Dit waren
gehandicapte padvindsters.
In 1966 bestond de padvinderij voor meisjes 50 jaar. Dat vierden we op 31 mei in Ommen. Daar heb ik koningin Juliana van dichtbij gezien! Fantastisch, onze Movavedo, Moeder van vele dochters! Voor dit jubeljaar kregen we een nieuwe ‘eisenkaart’. Van ons werd gevraagd ons extra in te zetten voor mensen die hulp goed konden gebruiken, voor zieken en eenzamen. We moesten een plakboek maken voor buitenlanders om hen zo ons land te doen leren kennen. Ook deze kaart is nog in mijn bezit en keurig netjes afgevinkt door Delvo ?n mijn moeder. Want ook het legen van prullenmanden gedurende een maand en het zelfstandig verzorgen van je kamer stond op de kaart. Mijn moeder mocht deze onderdelen afvinken. Ik heb het programma van de dag nog en het jubellied dat we toen met z’n allen hebben gezongen. In 1967 was het hoogtepunt het kamperen samen met de junioren van Badhoevedorp in Vaassen. In Vaassen waren ook meisjes uit Oostenrijk. Daar konden we prima mee opschieten. Van hen heb ik een klein vingerrozenkransje gekregen dat ik nog steeds heb. In dat jaar zijn we ook nog een keer op weekendkamp geweest met Damo, (Door alles met ons) ofwel Boukje Rolsma. We kampeerden onder de zendmast in het Sluitgatbos. Ik vond het in een woord machtig!
Volgens mij is pas in 1968 het clubhuis -De Schelp- geopend. Op de achtergrond was bij alles mevrouw Brugman actief. Zij was de aanstuurster van zowat alles wat er gebeurde.
Als er wat was, dan kon je altijd bij haar terecht. Ze was een enorme stimulator van de
padvinderij in Wieringerwerf! Van 3-10 augustus 1968 gingen we op zomerkamp in Heiloo,
Ik mocht mee als assistent leidster.
In 1969 mocht ik mee op een soort weekendtrainingskamp voor leidsters op de boot -De Goede Verwachting- in Jisp. De natuur was er geweldig! Als padvindster deden we in 1970 ook mee aan de optocht met Koninginnedag. We versierden een kar met daarop een tent en wat bij elkaar gescharreld gras er onder. Wij zaten met zo’n 15 junioren en kabouters boven op de kar en zongen uit volle borst padvindersliedjes. Op 23 mei 1970 gingen we ook knobbelen. Dit was een radio en televisiespel dat in heel Nederland door de padvindsters werd gespeeld. Men verwachtte dat er 1 miljoen kinderen zouden meespelen. Op de aankondiging wordt voor het eerst het woord ‘scouting’ gebruikt in plaats van padvinderij. Als gewoon padvindster ontving ik voor de f 1,50 contributie per maand ook het blad ‘De Padvindster’.Toen ik leidster werd, werd dat de Schalmei. In 1970 ben ik in Rijs in Friesland gaan werken. Dat hield ook weekendwerk in. Dit betekende dat ik lang niet altijd meer aanwezig kon zijn bij mijn zo geliefde padvindsters.
Aan het einde van het jaar heb ik met spijt in mijn hart opgezegd. Ik heb er vijf fantastische
jaren gehad waar ik nog steeds met heel veel plezier op terug kijk! Maar de scouting heeft mij niet losgelaten. Na de geboorte van onze tweeling stond er in ons parochieblad een oproep voor een akela voor een nieuw op te richten welpenhorde. Op 4 april 1981 zijn we met z’n vieren deze horde gestart. Helaas heeft dat vanwege een verhuizing maar een paar jaar geduurd.
De padvinderij/ scouting heeft mij gevormd tot de mens die ik nu ben. Vooral het besef dat je er moet zijn voor je medemens is wezenlijk geweest voor mijn latere leven.
Geschreven door Petra Kuperus (Edadi)
en bewerkt door Ina Hoogenbosch (Oebiani)