Geschreven door B.E.N. Verberne.
Reacties naar: verberne534@gmail.com

Het groene pannetje – deel 4 van 5

Vanuit het huis van Branderhorst kwam je de stal binnen via een soort bijkeuken, want de boerderij was eigenlijk gebouwd naar het model van een kop-hals-romp boerderij. In de stal was er eerst een stuk waar dat vat met peertjes stond en andere spullen van de boer en dan kwamen de twee ruimtes van ons met muren van strobalen. Voorbij de 3e muur was er nog een stukje stal waar twee koeien een plaatsje hadden. Of die er ook al waren toen de muren van stro er nog niet waren, weet ik niet. Waarschijnlijk stonden ze toen nog buiten. Maar hoe dan ook, 2 koeien stonden achter de stromuur. Daarna volgde een stenen muur met een deur en achter die muur was de paardenstal met boxen voor tenminste 2 paarden. Het gebeurde wel eens dat één van de twee paarden zich had weten los te wurmen en die stond dan achter die andere in het looppad en dan werd er naar achteren getrapt en was er veel lawaai, zodat iemand van ons de boer moest waarschuwen dat er wat moest gebeuren. In de ruimte bij de koeien mochten trekkers overnachten en daar waren er veel van die met fietsen zonder banden, of met een kinderwagen, of handkar langs de boeren trokken op zoek naar voedsel, waardoor ze vaak weken onderweg waren voordat ze naar huis terug konden. Ik herinner me een groepje van drie Katwijker vrouwen die met een handkar bij Branderhorst waren gestrand en die mochten daar op verhaal komen. Dat heeft een hele tijd geduurd, lang genoeg om broer Paul te leren hoe je een visnet moet breien of boeten (herstellen). Hij heeft daarvoor uit een stuk eikenhout zelfs een boetnaald gesneden en ik herinner me vaag, dat hij daarmee een hangmat is gaan breien uit het pluizige touw dat voor de zelfbinders wordt gebruikt (een zelfbinder was voor de oorlog een moderne machine waarmee je niet alleen het graan kon maaien, maar bovendien kon de machine de losse halmen met touw tot bossen binden, die vervolgens naast de machine op de grond werden gedeponeerd). Die trekkers sliepen dus bij de koeien, waar het daardoor niet al te koud was, maar soms mocht iemand als ie er slecht aan toe was in een kamertje in de boerderij slapen. Dat is met die Katwijker vrouwen ook gebeurd.


 

 

 

 

 

 

 

 

Na het avondeten verdwenen mijn moeder, Paul en de zussen naar de boerderij, waar het warm was en waar licht was van een carbidlamp, of later toen er geen carbid meer te krijgen was, van een fietslamp waarvoor iemand moest fietsen om met de dynamo een fietslampje te laten branden, dat deden ze dan bij afwisseling. Ik bleef dus in het stikdonker achter bij het geritsel van de muizen in de stromuren. Daar was ik langzamerhand wel aan gewend, hoewel ik het niet leuk vond. Ik hoorde ook wel vaak een dof gemompel achter de stromuur van mensen die daar hun nachtleger hadden opgezocht. Maar wat mij het meest verontrustte was het geluid van het groene pannetje. Ik hoorde met enige regelmaat vanachter het stro een geluid, dat sterk leek op het geluid dat je hoorde als je tegen een bepaald emaillen pannetje van ons tikte. Ik hoorde het geluid elke avond van achter de strooien muur altijd wel een aantal keren en kon niet bedenken wat het was.

Natuurlijk vertelde ik het aan m’n moeder, maar die had ook geen idee en het interesseerde haar duidelijk ook niet, want er werden geen pogingen ondernomen om het raadsel op te lossen. Ik weet niet hoe mijn probleem werd opgelost, maar het bleek uiteindelijk heel simpel. Aan de ijzeren beugels waar de koeien tussen stonden, zaten metalen drinkbakjes waarin een koe zelf het drinkwater kon tappen door met zijn neus op een verend blad te drukken waardoor er water in het bakje liep, een systeem dat nog steeds bestaat. Daarvoor moest hij wel met zijn kop draaien en dan schuurde de ijzeren ketting waar hij mee vast stond tegen de rand van de drinkbak en dat veroorzaakte het geluid van het groene pannetje. Dat geritsel van die muizen en het gemompel van mensen achter het stro, dat was tot daaraan toe, maar het groene pannetje bleef mij onprettig bezig houden in die stikdonkere stal. Moeder heeft mij later wel verteld, dat ze er spijt van had dat ze me daar elke avond in m’n eentje achterliet.

Naar deel 5/5

Terug