In de serie Drie families in het Joods Werkdorp vertellen de heren Schrijver, Vendrig en Slijkhuis hun relatie met de Oostwaardhoeve oftewel het (voormalige) Joods Werkdorp. Dit naar aanleiding van de tentoonstelling die in 2011 in het Joods werkdorp werd gehouden.Ik heb als jonge jongen een bandje gehad en kon daar toen mooi repeteren.
Vader werd aangesteld als kok bij de PSL (Praktijkschool voor Landbouwmechanisatie) en tevens als beheerder. Hij was bij de DUW als kok begonnen, was tewerkgesteld en kwam uit Heino. En na jaren kwam hij weer terug in de polder als beheerder. “In de avonden verkocht vader snoep en dat soort dingen, om de orde te kunnen bewaren als afleiding voor de mannen. Moeder hielp ook mee in de keuken en de huishouding. Boven waren vijf slaapkamers met tien bedden. Maandagochtend kwamen ze en vrijdags gingen ze weer weg. De grote zaal was de recreatiezaal, daar stond de tv een biljart en tafeltennistafel en waar nu de ‘krakers’ wonen was de eetkeuken. Daar zat ook een telefooncelletje, dan konden de jongens even met thuis bellen. We hebben er niet zo heel lang gezeten want na ca. twee jaar is die PSL opgeheven en is alles naar Ede gegaan. Vader en moeder mochten ook mee, maar daar hadden ze geen behoefte meer aan. Ik ging ’s avonds wel een potje tafeltennissen met de mannen, dat was een leuk spel. In het weekend kwamen vrienden en dan kon je daar echt wel leuk spelen. We gingen dan boven de slaapkamers over het plafond lopen. We moesten wel uitkijken waar je liep één misstap en je zakte erdoor. We wisten precies waar je moest lopen. Het was wel eens gebeurd dat er iemand doorheen gezakt was en dan moest er weer een nieuw plafond in. Fop de Wit was net een stuk plafond aan het repareren toen er weer een door de andere kant erdoor zakte. Kon hij weer opnieuw beginnen. Daar was hij niet altijd even blij mee. Maar ook de studenten zelf hadden schuld, ze kwamen via de brandtrap naar boven als ze naar het café in Wieringerwaard waren geweest en gingen dan over het plafond van de ene naar de andere kamer met het gevolg, dat er een door het plafond zakte of ze zakten zelfs door het bed. Wij zaten door de week altijd beneden in de keuken, maar in het weekend waren we boven. Beneden de woning zat de directeur, den Otter, en daarnaast zat mijn vader de administratie te doen en andere dingen. De administratie heeft vader tot zijn pensioen daar gedaan. Als je met de trap naar boven ging, dan had je een klein halletje en dan links de keuken en rechts de kamer. De slaapkamer middenin hebben wij weggehaald, zodat we een grotere kamer hadden. Want het waren drie kleine ruimten, bij elk raam één. En de ouderlijke slaapkamer was beneden aan de voet van de trap. Het toilet was de tweede trap af vlak bij de ingang, daar waren ook de toiletten van de leerlingen. Om te douchen moesten we het hele gebouw door, want achter bij de keuken was de douche. Dat was in de winter wel een onderneming zeker als het koud was. Voor de leerlingen was er een ronde wastafel met kraantjes eraan en als ze erg smerig waren, dan was er maar een douche voor hen. Er stond nog een gedeelte van de barakken waar Kees Vendrig woont en daarachter twee schuren en er stonden nog enkele daar achter het “zwarte pad”. Hier woonden nog enkele families in. De barakken/woningen zijn gesloopt, want ze waren oud en in slechte staat van onderhoud en de mensen zijn veelal naar Slootdorp verhuisd. In Wieringerwaard ging ik naar de lagere school, dit was net drie kilometer verder. Ik zat er van eind november tot aan mei en toen naar Schagen naar de ULO. Het was een ideale plek, want je had er ruimte en we hadden twee auto’s om te crossen. Waar nu de nieuwe brug is, was een stuk braakliggend land, want voorheen had je die vlotbrug. Op dat stuk land gingen wij crossen met brommers en auto’s. En bij slecht weer gingen we binnen spelen met de tafeltennistafels. Ik heb als jonge jongen een bandje gehad en kon daar toen mooi repeteren. We zaten boven in die slaapkamers en konden alles mooi laten staan. Toen die vitrine onthuld werd tijdens de reünie van de Joden uit het Werkdorp heb ik nog meegeholpen.
Dat was indrukwekkend, je kon aan de overlevenden in hun ogen zien dat ze toch heel veel hadden meegemaakt. Er waren er ook bij, waar je het niet aan kon zien. Deze reünie heeft meer indruk achtergelaten bij ons, je krijgt hierdoor een heel andere kijk op het leven en het gebouw. We hebben korte gesprekjes gehad met enkele mensen, geen diepgaande gesprekken, want we hielpen daar alleen maar met de bediening, maar het greep ons wel aan. De vitrine met die perkamentrol stond eerder aan de kant van de muur, waar de entree naar de grote zaal was. Het zat ook in een grotere vitrine, een soort glazen bak, tenminste zo herinner ik hem. Het kan zijn, dat je er nu gewoon anders tegenaan kijkt. Het was leuk om te zien dat het tafeltje en bankje daar nog onder stonden. Die bankjes zaten niet echt prettig. Toen alles leeg was, gebruikte ik die keuken om brommers uit elkaar te halen. Het werd toch niet gebruikt en het was er warm, dus waarom niet. Mooier schoonmaakplekje was er niet. We hebben onze bruiloft hier ook nog gevierd. We trouwden in Barsingerhorn en het feest was in de grote zaal. We aten in die grote keuken. Er zat ook een hele grote koelcel in. Iedereen kon blijven slapen en je had alles bij de hand. Het was voor mij als jonge jongen de ideale speelplaats.
Verteld door: Frits Slijkhuis
Plaats: Slootdorp
Tijd: 1966-