In de serie Drie families in het Joods Werkdorp vertellen de heren Schrijver, Vendrig en Slijkhuis hun relatie met de Oostwaardhoeve oftewel het (voormalige) Joods Werkdorp. Dit naar aanleiding van de tentoonstelling die in 2011 in het Joods werkdorp werd gehouden.
Het verhaal van Arie Schrijver begon in 1949, hij was vijf jaar toen zijn familie in het grote gebouw kwam wonen.
Ze kwamen uit de Wieringerwaard en vaag kon hij zich herinneren, dat de lampenkappen de sloot in waaiden, toen ze naar de Oostwaardhoeve (Joods werkdorp) gingen. Mijn ouders waren aangesteld als beheerdersechtpaar. Zij zorgden voor de schoonmaak en onderhoud van het gebouw. Moeder kookte en waste voor de leerlingen van de Praktijk School voor Landbouwmechanisatie (PSL). We woonden aan de voorkant op de eerste verdieping met aan de rechterkant de keuken.
Het aanrecht zat onder het raam aan de voorkant van het huis. In het midden was de slaapkamer en daar weer naast aan de linkerkant de kamer. Op de tweede verdieping waren twee slaapkamers, met een gangetje er voorlangs daar zie je nu niets van. Er was een vaste timmerman, de heer Vijn uit Winkel, die heeft dat allemaal getimmerd! We leefden eigenlijk alleen in de keuken. Alleen als er visite kwam, gingen we in de kamer, anders kwamen we er nooit. Er zijn twee kinderen geboren, een broer en later een zus.” Toen de PSL daar begon, kwamen er elke week eerst twintig, vijfentwintig man en die konden nog redelijk boven op de zolder slapen, maar later hebben ze er vijf slaapkamers getimmerd, bij elk raam één. De kamers waren helemaal afgesloten met een bordplafond en zijschotten. Eerst sliepen er acht en later hebben ze de kasten er uitgehaald en achter de kamers gezet, op het gangetje dat iets lager lag. Zo konden er tien man per slaapkamer ondergebracht worden. Dit was al in de begin van de jaren zestig. De mannen kwamen maar van maandag tot zaterdagochtend en later tot vrijdagmiddag. Deze jongemannen zaten vaak nog op school elders in het land en volgden hier een cursus of seminair. Het was een aanvulling op hun studie. De Tropenschool uit Deventer had hier ook leerlingen en deze bleven vaak langer, ongeveer veertien dagen. Het waren wekelijkse cursussen in motortechniek, of praktijkopdrachten en ook nog praktijklessen in ploegen en eggen. Vader en moeder Schrijver zorgden eind van de week, dat de bedden werden verschoond. Een meisje uit Wieringerwaard hielp in eerste instantie mee met de huishouding en de vrouw van Vendrig en later mijn vrouw, toen vriendin. Zij hielpen ’s avonds met de afwas in die bakken, die daar nu nog in de keuken staan. Daarna gelijk weer tafeldekken voor de volgende morgen, want ze zaten om acht uur ’s morgens alweer om tafel. Waar de ‘krakers’ nu wonen was de eetkeuken, waar toen de originele banken en tafels nog stonden, die door de Joodse mensen daar waren gemaakt en gebruikt. Ze stonden drie om drie en nog eens twee opgesteld. In de hal staat ook nog een origineel bankje en tafel. Een of twee tafels en een paar bankjes staan nog aan de overkant, prachtige tafels met groen aan de bovenkant en aan de onderkant was het net een soort dambord, zwart /geel. In die spoelkeuken waren vroeger ook nog twee douches. We stookten in het begin kolen. Het stookhok zit links naast de ingang onder de wc’s. In dat stookhok ging je met een trappetje naar beneden en schepte daar de kolen in de kachel. Daarna kregen we een oliekachel, toen was dat scheppen over. De grote zaal, daar werd les gegeven. Het was ook voor recreanten, want daar stonden ook tafeltennistafels, een biljart en er was een leeshoek. Er was van alles te doen. Er stonden nog wat barakken achter en die waren nog bewoond.
Schoonhoven woonde daar en Dirk Groothuis en verderop woonde Lou van Zoonen. Hij was de beheerder van de smederij. Het pad wat er tussen loopt, ‘het zwarte pad’, had je eerst niks en dan het gasverzamelpunt uit het kanaal vandaan, dat was brongas. In het kanaal, waar nu van der Stelt zit, daar zaten drie bronnen, die werden met buizen naar elkaar geleid en via een buis naar de verzamelput. Daarnaast stond een loods met trekkers en andere machines en een stuk kantoor. Dat was het kantoor van de PSL en het kantoor van de Oostwaardhoeve zat in het gebouw. Als je binnen komt in de hal en je gaat linksom, zat daar het kantoor van de Oostwaardhoeve. Directeur Boelman en daarna Troost en later den Otter. Als je door de grote schuifdeuren in de grote zaal naar de ruimte ging aan de zijkant, waren daar drie kantoren gemaakt, waar de administratie en de planning zaten. Daarvoor liep nog een smalle gang en dan nog een spoelhok, met ronde spoelbak, maar dat was vroeger al zo. Deze is er ingezet toen wij er al woonden. Omdat die jongens hun handen niet konden wassen, hebben ze er kasten neergezet en die ronde spoelbak. Later kwamen er bakken aan de muur.
Daar moesten ze zich ’s morgens en ’s avonds ook wassen, voor hen waren er geen douches. “Het Haukeshuis” heb ik ook nog meegemaakt, daar zaten drie families in. Het heeft in brand gestaan maar uiteindelijk is het gesloopt. Het was helemaal van hout. Er woonde personeel van de Oostwaardhoeve in. Je was op elkaar aangewezen, er was niks daar. De middenstand had met elkaar afgesproken, dat ze niemand wilde passeren en dat iedereen om de week aan de beurt kwam. Waar nu de brug ligt naar Wieringerwaard, was vroeger het voetbalveld, waar de jongens graag een potje gingen voetballen ’s avonds. De brug lag toen vlak voor die huisjes, dat was een pontonbrug. De weg liep in een bocht richting die brug. Even verderop lag het bos en tegenover de in/uitgang van Fop de Wit zijn werkplaats, zat een gat in het bos en daar lag een steiger. Hier gingen we altijd vissen en zwemmen. Daar stapten we ook op met schaatsen. Hier stonden ook de barakken, die gebruikt waren in de polder en waar toen de eerste Joden in opgevangen werden. Het grote huis is vanuit die barakken opgebouwd. Ik heb hard moeten werken. Mijn vader kon geen zwaar werk meer doen, dus moest ik veel overnemen, zoals vrijdag de hal poetsen, schrobben en dweilen na schooltijd. We hebben er tot 1966 gewoond. Ik heb daar een prachtige jeugd gehad.”
Verteld door: Arie Schrijver
Plaats: Slootdorp
Tijd: 1949- 1966