Periode: 1932-1990
Verteld door: Evert Schaapman
Plaats: Slootdorp
Inleiding: Mijn vader Everhardus Schaapman is geboren op 17 september 1902 en mijn moeder Willempje Dalsem op 30 november 1904, beide te Genemuiden een streng christelijk dorp in de kop van Overijssel. Zij trouwden in 1927 en verhuisden (toen “emigreerden”) in 1932 met hun twee kinderen Geesje en Andries naar Brink 3 te Slootdorp, en zijn dus zeker aan te merken als pioniers in de polder.
Mijn grootvader van vaders kant was werkzaam in de biezenindustrie, gemeenteraadslid en wethouder te Genemuiden. Grootvader van moeders kant was “barbier” of wel herenkapper.
Vader werkte bij de Grontmij, een bedrijf dat de opdracht had de polder bewoonbaar te maken o.a. door het graven van sloten, het aanbrengen van drainering en het diepspitten van delen van de polder.
Omstreeks 1939 verhuisde de familie naar de Schelpenbolweg. Toen de tweede wereldoorlog bijna was afgelopen vonden de Duitsers het toch nog nodig om op 17 april 1945 (12.15 uur) de Wieringermeerdijk op te blazen waardoor het water uit het IJsselmeer de polder in liep. Mijn vader dacht eerst nog niet aan vertrekken maar toen het water in de omringende sloten steeds meer ging stijgen regelde hij een paard met een platte wagen waarop een deel van de huisraad werd geladen. De overige huisraad ging naar de eerste verdieping en de zolder. De buren vertrokken op dezelfde wijze maar stopten eerst nog een hevig gillend varken in een konijnenhok dat vervolgens op de wagen werd geladen. Het werd al donker toen we op weg gingen naar Wieringen en diep in de nacht kwamen we aan op de Elft, een gehucht ten oosten van Hippolytushoef, waar we korte tijd bij een familie hebben ingewoond. Daar zagen we de aftocht van de Duitsers richting Afsluitdijk – te voet en in een eindeloos lijkende lange rij – en hoe zij allerlei ballast zoals keukengerei in de bermen gooiden. Aan de kant van die weg stond ook ex-buurman en boer De Zwart die plotseling zijn eerder door de Duitsers in beslag genomen zwarte paard voorbij zag lopen. Hij sprong op zijn fiets en ging er achteraan en de volgende ochtend bleek dat het hem gelukt was zijn paard terug te krijgen. Kort daarna verhuisden we naar een villa met de naam “Waterkeer” op Westerland waarin we met drie gezinnen woonden. Er lag een prachtige tuin achter met ook een arboretumachtig deel.
Geesje fietste elke dag naar Medemblik en kreeg daar naailes bij nonnen in een klooster.
Andries ging naar de ULO in Den Helder, ook elke dag op de fiets. Vanaf 1946 ging Evert – en in 1947 samen met zijn zusje Jentje – met een schoolbus naar de Christelijke Lagere school in Den Oever. In 1948 werd Jannie geboren en ook in dat jaar verhuisden we naar Slootdorp waar een nieuw huis werd betrokken aan de Koningin Wilhelminaweg.
Later ging mijn vader werken bij de GUL (Gemeenschappelijke Uitvoering Landbouwwerken) te Middenmeer, een soort uitzendbureau voor landarbeiders en opgezet door een groot aantal boeren. Hij reed per motor door de polder, aanvankelijk een legergroene Harley Davidson. Bij gebrek aan een goede rijopleiding schijnt hij daarmee nogal wat capriolen te hebben uitgehaald en knalde eens tegen een open staande deur van de Co?peratie in Slootdorp. Hij viel van de motor maar liet de gashendel niet los waardoor de motor een paar keer om hem heen draaide. Daarna werd het een Eysink 125 cc motor, made in Amersfoort en nog later een Citro?n 2CV of “Lelijke Eend”. Door zijn werk kende hij enorm veel boeren en arbeiders. Ook veel boerinnen kenden hem want elke woensdag bezorgde hij de “loonzakjes” met cash geld voor de arbeiders.
Voor mijn ouders moet het geen eenvoudige overgang geweest zijn om komende vanuit Genemuiden hun manier van leven en geloven aan te passen aan de heel andere omstandigheden in de polder. Uit alle provincies waren daar pioniers naar toe getrokken maar daarmee ook verschillende mentaliteiten, gelovigen en ongelovigen. Zo was het in Genemuiden niet toegestaan om op zondag te schaatsen en dat verbod hebben zij lang volgehouden. Totdat Evert op een zondag naast het bevroren kanaal stond te kijken naar de voorbijkomende schaatsers en daartussen een ouderling – uit Friesland – ontdekte. Hij confronteerde zijn vader met die waarneming en daarop gaf die hem toestemming om ook de ijzers onder te binden. Al sinds we aan de Schelpenbolweg woonden huurde vader nabij de brug over de Slootvaart een stukje land waarop hij aardappelen en groente verbouwde. Soms werd onder de brug geschuild tegen de regen maar hij heeft de tuin tot zijn overlijden onderhouden.
Na zijn pensionering hield hij zich onder andere bezig met het bekleden en vervangen van de “biezen” delen van stoelen en krukken en demonstreerde hij die vaardigheid op diverse markten in de Wieringermeer en daarbuiten. De daarvoor benodigde biezen sneed hij zelf op verschillende plaatsen in Friesland. Dat deed hij vanuit een rubber bootje en daar hield hij nog wel eens een nat pak aan over. In 1983 is vader thuis overleden en moeder overleed in 1990 in een bejaardenhuis te Opperdoes.
Geschreven door: Evert Schaapman; november 2009