Hans de Bondt, ingeleid door Rein Koolen
Het was geen doelloze winterwandeling die me achterop de kavel bracht. Een vlucht zwanen was neergestreken in de nog jeugdige wintertarwe. De vogels genoten van het frisse groen en van de resten van de suikerbieten. Begrijpelijk dat wel; maar mijn boeren aard dwong me om die witte vrienden te gaan vertellen dat er verderop in de polder nog veel meer lekkers te vinden was. Onder licht protest aanvaardden ze mijn verhaal en stegen op.
Langs de kavelsloot begon ik mijn terugtocht. Die sloot lag te glinsteren in het lage zonnetje. Als een smalle spiegel keurig geknipt en geschoren naar de hedendaagse schouwnormen. Helemaal perfect. De druppelende eindbuizen van de drains tekenden her en der wat vage kringen op het glazige oppervlak. Een wonderlijk schone rust.
Tot mijn oog viel op een aan de kantenmaaier ontsnapte rietstengel. Een eenzame stengel in het zwarte water ondersteund door een klein laagje ijs. Eigenlijk een heel treurig beeld maar als je er de onderstaande woorden van een dichter bij bedenkt dan voel je het voorjaar al komen.
Rein Koolen,
januari 2019 op kavel K27 in de Wieringermeer.
Rietpluim in de poldersloot
Als fluweel
zo wit-berijpt
staat zij op
haar laatste been
Vastgehouden
in de greep
van het grimmig grille ijs.
In het donker
van het water
wacht haar voet
die ene dag:
weer groen
weer nieuw
weer leven.
Dichter/schrijver Hans de Bondt.