U heeft vast wel eens een wit klei pijpje gezien of zelfs gevonden. Niets bijzonders zou u zeggen. Dit is niet helemaal waar. Er is een hele studie over kleipijpjes waarin de vorm de steel lengte en de merken behandeld worden. Ze zijn ten eerste al behoorlijk oud ze komen al voor in 16de eeuw. De klei voor deze pijpjes werd uit zowel Engeland, het Belgische Maasdal en het Duitse Westerwald geïmporteerd. Het werd geschikt gemaakt voor productie. Het werd gereinigd, gemalen, gekneed en dooreengemengd. Als de klei niet goed gereinigd is bestaat de kans dat er ongerechtigheden zoals steentjes in de klei blijven zitten. Als de klei ‘rijp’ is voor productie kan de pijp gerold en vervolgens in de vorm geperst worden. Dit werd meestal door mannen gedaan vanwege het zware werk. De handelingen die hier op volgen werd door vrouwen en kinderen uitgevoerd. Ze sneden het overschot aan klei af en haalden de ‘scherpe’ randen weg. Dan werden de vormnaden afgewerkt en het aanbrengen van een stippelrandje om de opening van de pijp, wat ketelopening wordt genoemd. Daarna werd er een hielmerk geplaatst op het uitstekende deel onder aan de pijpkop. Soms werd er een steel versiering aangebracht.
Bij de beste kwaliteitspijpen werd de pijp geglaasd. Dit houdt in dat met behulp van agaatsteen kleideeltjes in 1 richting werden ‘gezet’ waardoor een glanzend oppervlakte ontstaat. Er zijn verschillende modellen in omloop gebracht, de meest bekende zijn; dubbel conisch, trechtervormig, ovoide, kromkop en rondbodem model. De merken die op de hiel gezet werden geven aan door wie het gemaakt is en waar. Zo zijn er pijpjes gevonden die uit Gouda afkomstig zijn en gemaakt door Cornelis van den Berg of van Jan Wakker rond 1750- 1780. Met deze wetenschap gaan deze pijpjes een beetje leven.
Er zat zelfs een octrooi op deze Goudse pijpen. Je ziet deze vaak met het wapen van Gouda als bijmerk. Er was een verbod vanaf 1739 – 1740 om het Goudse wapen als bijmerk te plaatsen binnen de staten van Holland en West-Friesland. Je herkent de pijpen van Jan Wakker aan de letters PVN met een kroontje erboven en deze zijn van rond 1740-1760. Pijpen werden niet alleen in Gouda gemaakt ook in Amsterdam en Delft. Er worden steeds meer plaatsen ontdekt waar de productie van pijpen was. En ieder heeft zo zijn eigen merk onder op de hiel geplaatst.
De pijpen stelen varieerden van kort tot circa 47 cm lang. Dit waren de ondermaatse pijpen, de maatpijp varieert van 55 tot 97 cm. De langste wordt de Pauselijke pijp of raagstokken genoemd. Je beseft het niet als je ooit zo een pijpje vindt. Het zijn wel degelijk bijzondere vondsten. Schippers gebruikten deze vaak en door storm en harde werk aan boord van de vissersschepen verloren en overboord gevallen. Dat is waarom ze in de Wieringermeerpolder veel gevonden worden. Daarnaast zijn er ook rijk versierde pijpenkopen meer voor de rijke lui. Op de foto de pijp met hartjes en is van producent Cornelis van den Berg uit Gouda en wordt gedateerd tussen 1750-1780 en met PVN gekroond wordt gedateerd tussen 1740-1760 en is van producent Jan Wakker.