Indische paardenkastanje A
Aesculus indica
Vanwege blad en bloem is dit een van fraaiste kastanjes (Sapindaceae). Het blad heeft de vorm van een hand en telt 7 tot 9 ‘vingers’, de blaadjes. In juni-juli zijn opvallende pluimen, bloemen te zien, wit van kleur en met rode of gele vlek. De vruchten zien eruit als een ei, zonder stekels. De zaden zijn bruinrood.
Aesculus indica is een aantrekkelijke boom die 9-12 m hoog wordt met een spreiding van ongeveer 11-15 m. De bloemen zijn tweeslachtig en met overvloedige witte bloesems in mei en juni bestoven door bijen.
De bladeren worden gebruikt als veevoer in delen van Noord-India. De zaden worden gedroogd en vermalen tot een bitter meel, tattawakher genaamd. De bitterheid wordt veroorzaakt door saponinen, die worden weggespoeld door het meel tijdens de bereiding grondig te wassen. Het meel wordt vaak gemengd met tarwemeel om chapati’s te maken en ook om een halwa (Indiaas snoepgoed) te maken en wordt soms geserveerd als een dalia, (een soort pap) tijdens vastenperiodes.
Het wordt gebruikt in de traditionele Indiase geneeskunde, voor de behandeling van sommige huidziekten, reuma, als samentrekkend, bijtend en verdovend middel, en bij het verlichten van hoofdpijn.