Wieringermeer, 14 oktober 2025
Door Anita Blijdorp
Een serie over collaboratie in de Wieringermeer tijdens de Tweede Wereldoorlog. Artikelen verschijnen op onregelmatige basis.
[Overnemen van informatie is toegestaan MITS u aan bronvermelding doet. Vermeld: auteursnaam, -titel- van het artikel, gepubliceerd op www.wieringermeer.nl. Vermeld datum/tijd waarop u deze pagina heeft bezocht.]
Johannes Hendrikus Noot werd geboren op 4 juli 1891 te Den Helder. Hij trouwde op 22 mei 1919 met Jantje Glas uit Warmenhuizen. In het gezin werden vier kinderen geboren. In maart 1937 deed Johannes Noot zijn intrede deed in de Wieringermeer als brigadier der Marechaussee. Het politiebureau aan de Poststraat 12 in Middenmeer was zijn werkplek.
Staatspolitie
Noot moest zich na de oorlog verantwoorden voor het gerecht. Bij het lezen van de processtukken maken we kennis met een dubbelhartig persoon. Hij was geen lid van de NSB, wel was hij nationaalsocialistisch georiënteerd. Noot was bang voor Duitse functionarissen, voor NSB-burgemeester Saal en hij vreesde ook de mensen van de ondergrondse, voor hun daden kneep hij vaak een oogje dicht.
In 1943 solliciteerde Noot naar een functie bij de Staatspolitie. Dat was alleen mogelijk via de door de Duitsers gesanctioneerde politieschool (POB) te Schalkhaar. Noot sr haalde de toelating niet maar zijn oudste zoon wel.[1]

Historiek.net. Sportbeoefening bij het Politie-Opleidingsbataljon in Schalkhaar, 1941-1943.
Hilariteit
Noot was er voortdurend op uit om bij de Duitsers in een goed blaadje te komen. Op 6 juni 1942 bijvoorbeeld was hij daags na een vliegtuigcrash aan de Molenweg op de akkers aanwezig. Daar was ook Jetze van der Sluis, de jachtopziener in de Wieringermeer. Die zag dat de veldwachter zich erg vrolijk gedroeg tegenover een groep Duitsers, terwijl er toch ‘zes lijken van vliegeniers te betreuren waren’. [2] Van der Sluis meldt: ‘Noot zette een veldfles van een gevallen bemanningslid aan zijn mond en deed een dronkenman na, tot grote hilariteit van de verzamelde Duitsers. Buren en omstanders keerden zich geërgerd van hem af.’
Bevel tot ‘evacueren’
Johannes Noot heeft ronduit kwalijk gehandeld naar ten minste twee joodse burgers. Zo heeft hij zomer 1942 in Middenmeer de joodse Max de Vries opgehaald. Zonder een bevel te hebben beval Noot de jonge Max te ‘evacueren’ naar Amsterdam. De onfortuinlijke huisschilder werd gearresteerd en op 10 september 1942 naar kamp Westerbork overgebracht. Nog de volgende dag ging hij op transport richting Auschwitz. Nabij Seibesdorf werd hij geselecteerd voor dwangarbeid in een van de kampen. Op 31 maart 1943 werd Max de Vries hier vermoord.

Max de Vries melkt de koeien, hij verblijft vanaf 5 november 1937 in het Joods Werkdorp Wieringermeer tot begin april 1941.
Doodsbange Betje
Op 12 augustus 1943 arriveerde de 50-jarige joodse Betje Schaap–Zwaaf als hulp in de huishouding in het gezin van F. de Vries aan de Kanaalweg. Toen het in Haarlem voor Betje te gevaarlijk was geworden wendde zij zich tot haar zus Bloeme en zwager F. Haukes in Medemblik voor hulp.[3] Die dachten in Middenmeer een veilig werkhuis gevonden te hebben. Dat Betje joods was, was volgens landarbeider Frederik de Vries ‘geen bezwaar’.
De baas van de Vries, landbouwer en NSB’er Oege Venema, had haar naam bij de bevolkingsadministratie doorgegeven.[4] Daar kreeg de veldwachter vier dagen later lucht van. Net die week waren er in Middenmeer, in Hotel Smit twintig man Grüne Polizei (GP) neergestreken. De groep voerde een grootscheepse razzia uit in de polder. Noot heeft op 16 augustus eigenhandig en nog ’s avonds laat de doodsbange Betje opgehaald van de Kanaalweg, haar een nacht in de cel gezet en de volgende dag overgeleverd aan de GP. Noot zei tegen de Vries: ‘Ik moet haar arresteren, anders rekent de Grüne Polizei jou ook nog in.’ Noot had met zijn actie overduidelijk het redden van zijn eigen hachje op het oog. Betje werd op 17 augustus afgevoerd naar Amsterdam, ze werd op 27 augustus 1943 in Auschwitz vergast.[5]

Tot augustus 1942 woonde het gezin Jonas en Betje Schaap-Zwaaf in Haarlem, Adriaan Loosjesstraat 64.
‘Man zonder ruggengraat’
Landbouwer Schuringa typeerde Noot als ‘onbetrouwbaar, een man zonder ruggengraat, bang voor zijn superieuren.’ Thijs van der Hoek, wachtmeester Rijkspolitie en in 1943 collega van Noot verklaarde: ‘begin mei 1943 ontbood de NSB-burgemeester Aris Saal ons. Hij gelastte alle oud-voorzitters van Oranjeverenigingen op te halen, ook oud-wethouder en verzetsman A.C. de Graaf [die was op 13 juli 1942 uit protest afgetreden. Red.]. Wij weigerden allemaal behalve Noot, die maakte geen bezwaar.’[6]
Bonkaarten
Uit de getuigenissen valt op dat Noot naar de illegaliteit in de Wieringermeer regelmatig een oogje dichtkneep. Noot was aanwezig toen in maart 1943 op het distributiekantoor in Wieringerwerf medewerkster Annie Geusebroek de voorraad oproepkaarten voor de uitreiking van de tweede distributiestamkaart op klaarlichte dag uit het kantoor liet verdwijnen. Hij hield zich toen afzijdig. Per maand werden ca 300 onderduikers vanuit dit kantoor geholpen met bonkaarten.[7]
Geen domme dingen doen
Noot wist wie illegaal werk deed in Middenmeer en het buitengebied. Zoals de rooms-katholieke meester Koos Aalders die vele onderduikers hielp, Noot heeft hem niet verraden. Wellicht speelde mee dat de politieman door verzetsmensen werd gewaarschuwd geen domme dingen te doen, ze zouden hem weten te vinden. Op last van NSB-burgemeester Saal moest Noot in 1944 landbouwer Huib Groenenberg sr (Westermiddenmeerweg) arresteren. Noot liet Groenenberg waarschuwen, die kon tijdig onderduiken. Ook dokter Arie Hoogkamer, landbouwer J.J. den Engelsen (Oudelanderweg) en anderen verklaarden dat Noot hen waarschuwde voor bevelen van Saal of bij aanstaande razzia’s door Duitsers. ‘Fietsen van de hele buurt vonden bij razzia’s onderdak in de cellen bij Noot’, aldus slager Van ’t Riet, de achterbuurman van Noot.

Politiebureau Middenmeer, Poststraat 12. In het linkerdeel waren twee cellen. Beeldbank Wieringermeer.
Orde en rust
Kapelaan Dekker verklaarde dat Noot zich ‘zwaar bekneld voelde in moeilijke situaties. Opdrachten van de Wehrmacht maakten hem bang.’ Dominee Germans, Nederlands-hervormd predikant pleitte voor hem, hij noemde de hulpvaardigheid die Noot ‘toonde als er tijdens de hongerwinter 1944-1945 [dit gebeurde meermaals, red.] voor 200 Amsterdamse trekkers tegelijkertijd nachtverblijf georganiseerd moest worden. Hij werkte mee aan orde en rust.’
Noot werd in juni 1945 gearresteerd en geschorst als politieman. Na 12 maanden detentie volgde zomer 1946 zijn proces. Vanwege ‘onvoldoende bewijs’ voor zijn rol in de arrestatie van Betje en Max werd hij vrijgelaten. De schorsing uit zijn ambt duurde tot eind 1948. J. H. Noot werd politieman in ’t Zand. Hij ging in 1956 met pensioen en overleed op 2 oktober 1963. Het Nederlands Beheersinstituut (NBI) hield tot aan zijn dood toezicht op het vermogen van de kinderen in het gezin Noot.[8]
Lees meer: ‘Politie in de Wieringermeer. Over veldwachters en stropers’, in: Kroniek 92, jrg.2022/2.
Geraadpleegde bronnen bij Johannes Hendrikus Noot
ARCHIEVEN
Nationaal Archief
– Collectie Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging. CABR/Johannes Hendrikus Noot, inventarisnummers 7649 en 61343.
– Nederlandse Beheersinstituut (NBI), toegang 2.09.16.11. Inv.nr.136507.
Noord-Hollands Archief
– Collectie Militair Gezag in Noord-Holland, 245. DMC Den Helder, 5.16 Brievenboeken, inv.nrs. 942 en 943.
– Archief burgerlijke stand gemeente Warmenhuizen, 358.130, inv.nr. 21919, 22-05-1919, huwelijksakten 1919, aktenummer 7.
INTERNET
Politieacademie.nl
https://www.joodsmonument.nl/nl/page/134795/betje-schaap-zwaaf
Noten
[1] Achtergrond, lees op historiek.net: De Nederlandse politie in de Tweede Wereldoorlog.
[2] In de tweemotorige Wellington bommenwerper zat een zeskoppige Poolse bemanning. Enkele leden waren na de Duitse bezetting van Polen in 1939 via Hongarije en Frankrijk naar Engeland gevlucht en in dienst getreden bij het Engelse Bomber Command. Zie: https://www.shhk.nl/crashinfo_z1467_nl.html
[3] Het gezin Schaap-Zwaaf woonde in 1942 in Haarlem. Jonas Schaap (geb.1889), een Amsterdamse groentehandelaar, echtgenoot van Betje, werd op 30 september 1942 in Auschwitz vermoord. Zoon Abraham Schaap (geb. 1918), slager van beroep, vluchtte vanuit Haarlem naar Groningen, werd gepakt en is op 9 april 1943 vermoord in Sobibor. Dochter Rebecca (geb.1926) haalde de bevrijding in een concentratiekamp maar stierf op 18 juni 1945 te Halmstad aan de gevolgen van alle ontberingen. Bron: verklaring Bloeme Haukes-Zwaaf en
[4] Oege Venema kwam uit Groningen. In 1937, bij zijn sollicitatie naar een boerderij in de Wieringermeer had hij verzwegen dat hij eerder NSB-lid was geweest. In 1941 werd Venema opnieuw lid van ‘de beweging’. Hij zat namens de NSB in het bestuur van Heemraad Wieringermeer en werd wethouder onder het bewind van de NSB-burgemeester Aris Saal.
[5] In de verklaring van Bloeme Haukes-Zwaaf lezen we: ‘Tijdens het transport naar Amsterdam kon zij [Betje] een briefje uit de auto werpen. Dat is door een onbekend iemand bij de dochter van Betje, mevr. Kootlieb in A’dam gebracht. Betje schrijft: “Ik ben gearresteerd en ben zo moe.”’ Vanuit Westerbork volgt nog een briefje, Betje schrijft dat ze verraden is door De Vries en door Noot.
[6] In juni 1943 werd Thijs van der Hoek overgeplaatst naar Den Haag. Hoe hij de rest van de oorlog is doorgekomen is niet bekend. Een andere agent van politie, Johannes Klazes Haarsma (Geb. Rotterdam, 1910), dook in mei 1943 onder na een bevel van Aris Saal een namenlijst met stakers af te leveren aan de SD in Amsterdam.
[7] Het gaat om onderduikers in de Wieringermeer en op Wieringen. Het verhaal over de diefstal van de distributiestamkaarten staat in Kroniek 40, jrg. 2005/1.
[8] Het Nederlandse Beheersinstituut (NBI) werd direct na de Tweede Wereldoorlog opgericht. Het instituut beheerde de vermogens van tijdens de oorlog verdwenen personen, zoals gedeporteerde Joden, maar ook van (vermeende) collaborateurs en Duitsers die in Nederland woonden. Lees ook: Nationaal Archief, NBI.