De barakken eromheen zijn verdwenen, het gebouw staat leeg. Eind jaren dertig gonsde het terrein echter van bedrijvigheid. Honderden jonge, joods-Duitse vluchtelingen volgden er toen een opleiding om zich voor te bereiden op emigratie; vooral naar Palestina

Portretfoto Herta Stern. Beeld: Collectie Joods Historisch Museum

.

Een van hen was Herta Stern. Het Joods Historisch Museum bezit een aantal brieven,

kaarten en andere documenten van de jongeren in het werkdorp en met name van haar, waardoor we een goed beeld van Herta hebben. Herta was pas zeventien toen ze in 1939 aankwam in het werkdorp. Haar ouders waren achtergebleven in Duitsland; haar broer en zus wisten naar de Verenigde Staten te ontkomen. Als meisje was ze in het werkdorp veruit in de minderheid. Er waren vijf keer zoveel mannen als vrouwen. Herta zal de aanbidders voor het uitkiezen hebben gehad. Al snel verloor ze er haar hart aan de drie jaar oudere Herbert Tombowsky (‘Tommy’). Hij was een knappe, sportieve jongeman uit Berlijn, letterzetter van beroep. Te midden van de weilanden in de piepjonge Wieringermeerpolder bloeide hun liefde op.

 

Joodse Werkdorp: groepsfoto vrienden met rechts Herta Stern en Herbert Tombowsky. Beeld: Collectie Joods Historisch Museum.

Duitse vluchtelingen

Hoewel de Duitse dreiging in die jaren dertig groot was, probeerden de jongeren in het afgelegen werkdorp er het beste van te maken. Het dorp was in 1934 gesticht, het jaar waarin de eerste pioniers de Wieringermeerpolder betrokken. Honderden Duitse vluchtelingen hadden er sindsdien onderdak gevonden. Het werkdorp ving jongeren op tussen de 18 en 24 jaar (maar soms ook jonger) en was ingericht als agrarisch opleidingscentrum. Het doel was ze klaar te stomen voor emigratie. Dat kon naar elk land dat nog bereid was joodse vluchtelingen op te vangen, al werden dat er steeds minder.

Palestina-pioniers

Voor de aanhangers van het zionisme – de gedachte dat de joden een eigen staat moesten hebben – was emigratie naar Palestina het meest logische. In 1917 had de Britse regering de toezegging gedaan dat in het woestijnachtige Palestina een ‘Joods tehuis’ kon worden gesticht. Idealistische joodse jongeren in heel Europa bereidden zich voor om als pioniers het land te ontginnen. In de verschillende landen werden opleidingscentra opgericht waar ze agrarische en ambachtelijke vaardigheden konden leren. Naast praktische vaardigheden leerden de Palestina-pioniers ook modern-Hebreeuws – een nieuwe taal die de voertaal van de joodse staat zou worden. In 1918 werden de eerste opleidingscentra in Nederland geopend.

Prentbriefkaart van het Joodse Werkdorp: hoofdgebouw. Beeld: Joods Historisch Museum, Collectie Jaap van Velzen.

 

Beginjaren vol hoop

Het Joodse Werkdorp in de Wieringermeer paste in deze ontwikkeling. De beginjaren waren vol hoop. Een bezoeker schreef onder de indruk: “Hoe mooi lag daar het nieuwe, ruime en zonnige gemeenschapsgebouw, in de schitterende tuin, waarin het grasveld domineert, met het bordes vol bloemen. Om dit gebouw gegroepeerd in hoefijzervorm, staan de diverse barakken. Iedere barak is een eenvoudige doch vriendelijke woning met slaapplaats voor zes personen. Overal bloemen, familieportretten en kleine snuisterijen, zodat elke barak iets eigens en huiselijks heeft.”

Prentbriefkaart van het Joodse Werkdorp: hooiwagen. Beeld: Joods Historisch Museum, Collectie Jaap van Velzen

 

Nieuwe toekomstmogelijkheden

De jonge vluchtelingen vonden in de Wieringermeer een prettig en veilig tehuis, en nieuwe toekomstmogelijkheden. Voor de jongens was er een tweejarige herscholing tot boer of ambachtsman. Het was hard werken. De ‘Practicanten’ kregen les in land- en tuinbouw, veeteelt, kippen- en bijenteelt, timmeren en metaalbewerking. De meisjes konden een kortere opleiding in de (landbouw)huishouding volgen. Er was een bakkerij, een slagerij, een smidse en een meubelmakerij. Er waren paarden- en koeienstallen en hooischuren. ’s Avonds leerden de Duitstalige jongeren Ivriet (modern Hebreeuws) of luisterden ze naar een lezing over Palestina. Soms gingen ze naar de bioscoop in Hippolytushoef. Ze zwommen in het Waardkanaal en voetbalden in de regionale competitie.

Hooien bij het werkdorp. Beeld: Collectie Joods Historisch Museum.

 

 

Sluiting Joodse Werkdorp

Langzamerhand werd de sfeer grimmiger. Toen Herta en Tommy arriveerden in het werkdorp stonden de Duitsers op het punt Nederland binnen te vallen. Toch maakten het jonge verliefde stel plannen om te emigreren en te trouwen. In de herfst van 1941 traden ze inderdaad in het huwelijk. De toekomst zag er echter niet rooskleurig uit. Sinds de Duitse bezetting in mei 1940 was emigratie naar Palestina niet meer mogelijk. Het werkdorp was in maart 1941 bovendien op last van de Duitsers gesloten.

Doorstart in Amsterdam

Van de driehonderd jongeren die in de Wieringermeer verbleven, werden de meesten met bussen naar Amsterdam vervoerd. Zestig leerlingen mochten achterblijven om de oogst binnen te halen. Tommy was vermoedelijk een van hen. Nadat het dorp definitief dicht was, verbleven hij en zijn jonge bruid in Hoogwoud en later in Amsterdam. In die laatste stad werd nog geprobeerd de opleiding van de werkdorpers voort te zetten. Eerst op een stukje grond in Sloten. Later op het Nieuwediep, achter de joodse begraafplaats Zeeburg op de Zeeburgerdijk. Eind 1942 kwam ook daar een eind aan.

Deportaties en verzetsactiviteiten

Tientallen oud-werkdorpers waren toen al tijdens een grote razzia in Amsterdam opgepakt en naar Mauthausen gedeporteerd. Anderen besloten deel te nemen aan de verzetsactiviteiten van de zogenaamde Westerweel-groep. Die richtte zich vooral op de bescherming van Palestina-pioniers. De Westerweel-groep verzorgde door heel Nederland onderduikadressen en zette vluchtroutes op waarlangs kleine groepen naar Zwitserland of Spanje konden ontkomen.

Nog een keer gezien

Meer dan de helft van de driehonderd oud-werkdorpers zou uiteindelijk omkomen in een concentratiekamp. Ook Tommy en Herta zouden de oorlog niet overleven. Op 26 mei 1943 kwamen ze aan in kamp Westerbork. Daarna werden ze getransporteerd naar Theresienstadt en vervolgens naar Auschwitz. Ze zouden elkaar nog een keer hebben gezien, in het kamp Gross Rosen. Tommy overleed begin 1945. Herta stierf in Bergen-Belsen op 31 mei 1945, een dag voor haar 23ste verjaardag.

Bron; Oneindig Noord-Holland